Wat de plaats is van poëzie in de academische en wetenschappelijke wereld wou de moderator gisteren horen van Caroline Pauwels, rector van de Vrije Universiteit Brussel. Die vraag kwam er tijdens de laatste sessie van Apéro Poëzie, een zeer gesmaakt poëzie-evenement in vijf delen in het kader van het Oostendse Theater aan Zee. Caroline Pauwels ontving er als gastvrouw dichteres Charlotte Van den Broeck. Als ik hier verderop Rempo Campert citeer, is dat omdat de poëte hem gisteren één van haar inspirerende voorbeelden noemde.
Ik dacht opnieuw aan dat gesprek toen ik deze morgen in een nieuwsbrief van Knack een artikel aantrof over de vraag waarom wij zoenen toch zo leuk vinden. Een wetenschappelijke uitleg van dat fenomeen zegt dat ‘het tussen onze oren zit’. Zo leer ik althans uit het artikel in kwestie. Om dat te onderbouwen wordt de Amerikaanse antropologe en gedragswetenschapster Helen Fisher geciteerd: ‘Onze hersenen ontploffen bijna van genot als we iemand passioneel kussen’, zegt ze. ‘Zo gauw we de lippen van onze partner aanraken, komt in ons hoofd een chemische cocktail vrij van stoffen die een rol spelen in onze voortplanting en die lust, liefde en een diepe verbondenheid aanwakkeren’. Kussen maakt dopamine vrij, waardoor we ons lekker en plezant voelen, en ook oxytocine, waardoor we gevoelens van affectie voelen opborrelen. Daarmee weet ik misschien wel iets over het zoenen, namelijk over wat er met mijn lichaam en brein gebeuren tijdens die door velen gesmaakte activiteit, maar tegelijkertijd heb ik niet het gevoel dat ik nu echt een antwoord heb op die vraag op een manier die betekenisvol is voor mij. Wat die wetenschappelijke uitleg doet is mij iets vertellen over wat wetenschappelijk kan bestudeerd worden. Bijvoorbeeld het vrijkomen van stofjes in mijn brein. Dat is een methodisch herhaalbaar en meetbaar proces dat we met het overgrote deel van de mensheid delen. Ik zit dan echter met een probleem. Namelijk heb ik niet zo meteen het gevoel dat ik het zoenen van dat overgrote deel van de mensheid leuk, lekker en fijn zal vinden. Ik heb dat enkel bij mijn vrouw. En alleen bij haar. Zeker heeft de wetenschap gelijk als ze zegt dat ik bij het innig zoenen van mijn vrouw mijn chemisch fabriekje activeer dat voor de productie van allerlei lekkermakende stoffen in het brein zorgt. Wat ik echter niet hoor van de wetenschap, dat is waarom ik het verlangen naar dat zoenen enkel bij die ene vrouw voel en niet bij – pakweg – mijn buurvrouw.
Passie en tederheid. Verlangen. De betekenisvolheid van een zoen, dat die zoen een zin heeft en dat die zin – in twee betekenissen van het woord – zich enkel voordoet bij de vrouw van wie ik hou, daar weet de wetenschap geen weg mee. Noch kan zij mij uitleggen waarom die vrouw en mijn liefde voor die ene vrouw en geen andere zo betekenisvol is voor mij.
Uiteraard hebben we de wetenschappen nodig en zeker is het fantastisch dat ons brein op toenemende wijze kan geëxploreerd en verklaard worden. Maar de wetenschappen zullen nooit de volheid van een existentie kunnen vatten. De complexiteit daarvan is niet meetbaar, gaat niet over het uniforme, maar over het heel eigene van elk van ons en van onze interacties met anderen. Daar kunnen we beter terecht bij de poëzie.
Alle vogels vlogen af en aan
behalve ik en jij (Remco Campert)
De poëzie kan die volheid natuurlijk ook niet vatten. Woorden schieten altijd tekort. Maar de poëzie leeft van dat tekort, drijft erop, net als de kunsten en een existentieel gerichte filosofie. Het verwoorden van dat tekort geeft net zin en betekenis aan wat ons leven singulier en uniek maakt. Die tastende woorden geven richting en zin en zijn nu juist betekenisvol dankzij hun falen. Falen betekent: blijven zoeken, tasten zonder ooit en definitief te willen vinden. De liefde is daar wellicht het mooiste voorbeeld van. Ze zou eindigen als alles kan gezegd worden. Als er geen vragen meer zijn. Als de antwoorden al bij voorbaat gegeven lijken.
Liefde is misschien wel de ultieme deconstructie van de waangedachte van de scheiding van lichaam en geest. Wetenschappers gaan impliciet uit van die scheiding om fenomenen als het chemisch fabriekje in ons brein te kunnen beschrijven. Ze ontdekken daar razend interessante dingen mee waarmee we veel kunnen verklaren. Ze verklaren lichamelijke fenomenen. Maar ze verklaren nooit dat unieke jij en ik van het niet elders herhaalbare zoenen.
Evenementen als Apéro Poëzie helpen ons die betekenis van poëzie te zien. Poëzie helpt ons anders te zien dan wat in onze cultuur zo overheersend is: de drang naar berekenbaarheid, zekerheid en verklaarbaarheid. Poëzie vraagt ons te blijven kijken. Zonder ooit definitief te zien. Poëzie laat raadsels in hun genialiteit. Bijvoorbeeld het raadsel van de liefde. En van die ene zoen.
DE LIEFDEVOLLEN
Steeds minder lijkt de kunst
om lang naar te kijken
ieder geniaal raadsel
wordt te snel opgelost
talent is al verkocht
voor het heeft leren zien
toch zijn er nog de makers
die van de waarde niet weten
de veeleisenden de bezetenen
de nooit tevredenen de lastpakken
die zich verliezen in een kleur
in de nooit toevallige lijn
in de vlek die brandt
in het licht dat redt
voor wie het alles is of niets
en dat in langdurige drift geschapen
en nog zijn er de liefdevollen
zonder ophouden hun leven lang
in een huis aan de gracht
waar de ruimte van het leven
volledig wordt beleden
(Remco Campert)
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.