Wat doen filosofen? Zij denken. Maar wat is dat denken? We linken dat nogal makkelijk aan een activiteit in ons hoofd. Ik leg straks uit waarom dat eigenlijk niet klopt. Misschien ga ik wel beweren dat we buiten ons hoofd denken. So what? Wat zou dit vandoen hebben met sport, die lijfelijke bezigheid bij uitstek? Nog concreter: wat heeft een filosoof te zoeken op deze aan het sportleven gewijde internetpagina’s?
Mijn antwoord zou kunnen zijn dat sport, wellicht meer dan vele andere andere menselijke activiteiten, ons toont hoe wij als mens op deze aardkluit vertoeven. Hoe wij er zin en betekenis aan geven. En hoe sport die zin- en betekenisgevende vermogens van de mens op scherp stelt.
Bekijk misschien eens de foto die bij deze column is afgebeeld. Ik hoop eigenlijk dat u niet meteen begrijpt wat deze foto nu precies voorstelt. U ziet al snel dat deze foto geen exacte weergave is van een werkelijkheid die zich daar buiten ons aandient. Mijn foto is een interpretatie van een moment waarop ik mijn vriendin tijdens het lopen ‘vastlegde’. Ik heb gespeeld met die foto. Ik heb hem gedraaid, gekeerd, wat vlekjes en effectjes toegevoegd, er een sfeer aan gegeven. Ik beweer nu een beetje boudweg dat wij dit voortdurend doen in de interactie met onze leefwereld. Die dient zich nooit aan als een kant-en-klare foto die één interpretatie toelaat en geen andere. De werkelijkheid die wij rondom ons ervaren legt zich in zekere zin aan ons op, maar omgekeerd brengen wij ook iets in die werkelijkheid van onze leefwereld binnen. We zijn niet louter passieve ontvangers van zin en betekenis, we hebben daar ook een actieve rol in te spelen.
U vraagt zich nog altijd af wat dit met sport te maken heeft.
Denken wij in ons hoofd? Ik verontschuldig mij voor mijn wat stellige bewering: neen, wij denken niét in ons hoofd. We denken buiten ons hoofd. Hoezo? Ik stel de vraag anders. Hoe komen wij tot het geven van betekenis aan onze omgeving, aan hoe wij een plek vinden in die omgeving, aan hoe wij daar met anderen interageren?
Zit er iets in ons brein dat wij van binnenuit naar de leefwereld toe uitdragen? Neen. Ik denk dat het omgekeerd is. We bevinden ons in een omgeving en die omgeving gaat ons iets opleggen. Tijdens het nemen van bijgaande foto aarzelde de wolkenhemel boven ons nog tussen opnieuw tamelijk nat uitbarsten en min of meer beloftevol opklaren. Stel dat we opnieuw geconfronteerd werden met een eerder agressieve hagelbui, zoals enkele dagen voordien hier in Brugge. Of stel dat de zon ons nog op een forse opstoot van laatzomerse warmte zou tracteren. Dat laat ons niet onverschillig. Het raakt ons. Het beroert ons. Het stemt ons.
Conclusie 1: hoe wij betekenís geven aan onze omgeving begint bij een stemming. Ik ben anders gestemd als de zon mij masseert dan wanneer een hagelbui mij geselt. Ik neem aan dat dit ook voor u geldt.
Vervolgens. Mijn vriendin keerde net terug van een helse dag op het werk. Drukte in het kwadraat. Drukte van een zich aankondigend begin van het schooljaar. Een beetje stress. We wandelen naar een park. Hand in hand. Ik al tobbend over die foto, zij uitkijkend naar dat loopje dat op zo’n drukke dagen nog iets meer welkom is dan anders. Mijn stemming was overigens als bijgekleurd dankzij een bezoek aan een fitnesscentrum eerder die dag. Ze loopt. Ik laat haar stoppen. Keren. Draaien. In een plas springen. We lachen. We zijn onze eigen zon.
Conclusie 2: hoe wij betekenis geven aan onze omgeving heeft ook te maken met hoe wij die omgeving ‘ondervragen’. Wat verwachten we? Die manier van vragen bepaalt al in grote mate het antwoord dat erop volgt. Stel dat we liepen te hopen op een zeer efficiënte intervaltraining, dan waren we ontgoocheld geweest over dit uurtje pret. We brengen dus iets binnen in die omgeving. Er ontstaat een samenspel met die eerder genoemde stemming.
En dan is er dat lopen. Excuus voor het nogal vanzelfsprekend van deze opmerking: dat doet iets met je lijf. Het leuke scenario na een dagje stresswerk is dat die loopactiviteit ons een zachte drug verschaft. Onze hormonenhuishouding wordt opgekrikt naar een toestand die kan gaan van toenemend welbehagen tot quasi roes. Hoe dan ook heeft mijn vriendin zichzelf in een andere lijfelijke toestand gebracht door te gaan hardlopen. Wie iets aan zijn lichaam verandert, verandert iets aan haar of zijn manier van in de wereld zijn. En dus aan het eigen denken. Misschien had een hagelbui wel voor genot gezorgd? Het lichaam is daar nogal slim in. Niet zomaar heet een boek van de Nederlandse romanschrijver en wielerfanaat Jan Siebelink Pijn is genot. Het lichaam pas zich aan. Het kleurt het verhaaltje dat wij voortdurend onszelf vertellen in onze omgang met onszelf, met de wereld, met anderen. Het is het lichaam ook dat eerst die stemming ondergaat. We kunnen daar dan op inpikken door dat lijf van ons aan het werk te zetten. Of niet.
Conclusie 3: het lichaam is de primaire instantie van onze betekenisgeving aan de wereld. Verander je iets aan je lichamelijke situatie, dan verander je ook iets, soms zelfs iets grondigs, aan de manier waarop je als betekenisgevend wezen in de wereld staat. En vaak gebeurt dat onbewust. Het lichaam werkt voor ons, heel vaak op de achtergrond.
Om al deze redenen kunnen we moeilijk beweren dat we in ons hoofd denken. Ons denken, zelfs ons bewustzijn, beperkt zich niet tot de conturen van ons brein. We denken in interactie met een omgeving. Die omgeving stemt ons. Ons lichaam reageert erop. Het denkt met ons mee. Het ís zelfs ons denken.
Overschouw nu de diversiteit van menselijke wezens en die van hun activiteit. Wie ondergaat het meest een omgeving, voor wie is de dialoog met de leefwereld zeer intens, wie gebruikt daar in verhoogde mate het eigen lijf om iets te veranderen aan zichzelf? Dat zijn wij, de sportievelingen op deze aardkluit. Wellicht had ik deze duizend woorden niet nodig om dit uit te leggen. U heeft dat al lang ervaren tijdens het fietsen, wandelen, lopen. Of gelijkaardig snoepgoed.