Where is my mind?


Een filosofieles in twee bedrijven.

Ter intro:

Met je voeten in de lucht en je hoofd op de grond. Probeer dat truukje eens. Geef er een draai aan. Goed zal het niet zijn voor je hoofd, als er niks in zit. Vervolgens vraag je je af: ‘Where is my mind?. 

Deze wat onzinning klinkende frasen haal ik zeer slordig vertaald uit een nummer van de Amerikaanse  Indierockband The Pixies. Die vraag die ik niet vertaalde uit het Engels is de titel van een nummer van hen. Goeie vraag overigens. Een mogelijk antwoord zit in de song verscholen: onze geest, ons bewustzijn, bevindt zich (ook) daar waar we menen enkel met de voeten bezig te zijn. Anders gezegd: bewustzijn ontstaat daar waar ik de grond raak. Sportende individuen zouden dat iets beter moeten weten dan het meer sedentair ingestelde deel van de menselijke soort. Om die reden sluit ik deze intro af met een zelden geformuleerde stelling: sport is géén bijzaak. Sport is zelfs een hoofdzaak in de meest letterlijke betekenis van het woord. Sport raakt aan wat we doorgaans denken met het hoofd te doen. 

Eerste bedrijf:

Ik kan een glimlach moeilijk onderdrukken als ik lees of hoor verkondigen dat iemand haar of zijn hoofd gaat leegmaken door te sporten. Ons hoofd is nooit leeg en het is altijd leeg. Het is dat nooit omdat het ons brein, onze zogeheten grijze massa, huisvest. Het is altijd leeg omdat gedachten of bewustzijn, ‘geest’, niet inons hoofd zitten. 

Waar zou onze ‘geest’ zich dan wel bevinden? Ik bedoel met ‘geest’ dat ‘ding’ dat geen ding is, maar dat wij zo graag onderscheiden van al het tastbare en materiële aan ons, het lichaam.

Al van bij onze verre filosofische voorouders, Plato bijvoorbeeld, werd wat ongemakkelijk gedaan over de verhouding van geest en lichaam. Ik ga dat verhaal hier niet te lang maken en gewoon wijzen op de intussen onhoudbaar geworden gedachte dat geest en lichaam gescheiden zijn en – nog erger – dat onze geest maagdelijk onberoerd blijft door onze lichamelijke strapatsen.

Vervolgens doe ik een tussenspurt, al even kort door de bocht, en herhaal dat onze geest niet in ons zit, maar buiten ons. De geest is iets aan het lichaam en spreidt zich uit in alles wat we doen. De meeste filosofen weten dat minder goed dan wij sportactievelingen. Wij kennen de wijsheid van het lichaam. Ga na hoeveel dingen u dagelijks doet op onbewuste wijze. En hoe het lichaam daar voor ons denkt. Kijk bijvoorbeeld naar tennissers of naar voetballers.

Als u nu op dit eigenste moment de wenkbrauwen fronst, het hoofd schudt, diep gaat zuchten, een bescheiden vloekje aan de wereld prijsgeeft of, omgekeerd, enthousiast ‘yes’ juicht, dan zijn dat allemaal uitingen van ons denken. Denken doen we in en met onze handelingen. De betekenis die we geven aan onze leefwereld zit niet ergens in dat blubberige brein verscholen, maar komt altijd tot uiting in het lijfelijke gesprek dat wij voeren met de dingen om ons heen. Die dingen, waaronder mensen, werken op ons in, wij werken op hen in. Onze dialoog is wederkerig. Ons lijf neemt deel aan het lijf van de wereld. En die twee veranderen elkaar constant. We doen dat soms bewust. We doen het vooral ook onbewust.

In een volgende tussenspurt wil ik nu graag beweren dat dit inzicht meteen ook het argument levert om te sporten. Duurzaam te sporten. Ik blijf korte bochtjes nemen: sport is – zoals reeds gezegd – geen bijzaak. Sport is van levensbelang. Waarmee ik bedoel: wie niet sport, mist een belangrijke component van de complexiteit van ons mens-zijn. Sport heeft een belang voor ons leven.

Het begrip sport rek ik daarbij tamelijk ver op. Uw dagelijkse wandeling is ook sport. Sport is lichaamscultuur. Cultuur is kweken. Ik kweek mezelf door aan mijn lijf te werken. Met mijn lijf ben ik verbonden met al de rest, dwz de natuur, onze medemensen enz.

Wat was er dan zo problematisch aan die nog altijd niet verdwenen tweedeling van lichaam en geest? In de filosofie en aanverwante geesteswetenschappen wordt of werd dat een dualisme genoemd. Een scheiding in twee dus. Die scheiding werd vervolgens altijd hiërarchisch ingevuld. Geest was wat beter dan lichaam, of zelfs het enige van waarde. Hetzelfde met verstand versus gevoel. Cultuur versus natuur. In één beweging werd dat ook doorgetrokken naar de vermeende dominantie van de man. Waren vrouwen niet wat meer lichamelijk en emotioneel dan mannen, die rationele straffe binken? Niet toevallig hebben nogal wat feministische filosofen de body-mindproblematiek opnieuw op de filosofische agenda gezet.

Nog in diezelfde geesteswetenschappelijke disciplines werd of wordt dan gedacht in termen van subject versus object. Weer kort: een subject domineert het object dat onderworpen dient te worden. De geest doet dat met het lichaam, cultuur doet dat met natuur, verstand of rede met gevoel. Vul het rijtje maar aan. En zie er het problematische, om niet te zeggen gevaarlijke karakter van. 

Wat doet het subject immers met het object vanuit een dominerende positie? Het creëert afstand. Gij, zondig en verdorven lijf, gij zult mij, schone en maagdelijke geest, niet bevlekken. Mijn denken zal zuiver zijn. En ik zal u plooien, minderwaardige baal vlees en botten. 

Zoveel plausibeler en mooier is het om dat voortdurende gesprek te zien en te voelen tussen lichaam en geest. Of althans tussen wat we zo noemen. Eigenlijk vormen ze een eenheid, een geheel. Duurzaam sporten gaat volgens mij over dat geheel. Argumenten om te gaan sporten als vermageren, trainen voor een wedstrijd, jong blijven (of dat althans denken) stellen niks voor bij de gedachte aan het belang van sport voor ons leven zelf.

Tweede bedrijf:

Een zaterdagmorgen. Ik ga met mijn vrouw naar de fitness. Te voet in een ijskoude regen. Ik loop weer te zagen en zeuren dat ik geen goesting heb. Dat mijn rug pijn doet. Dat er teveel volk zal zijn…

Ik besluit tot een hoognodige meditatiesessie. De loopband gaat dus in een helling van 10%, ik begin aan 5 km/u en versnel nadien tot 6. Een uur mag dat duren. Nadien volgt een fietssessie van dezelfde duur. De tobbende brombeer die de loopband in gang zette ziet zich van minuut tot minuut meer ‘verlicht’ worden, vol van goesting. Een gevoel van geluk dient zich eerst schoorvoetend aan, dan haast overweldigend. Ik laat me doen. Aarzelen wordt zekerheid. Losse gedachten worden zinnen, zinnen een verhaal. Het verhaal hierboven heeft zichzelf toen geschreven. Met verhalen bouwen we ons ‘zelf’ op. Met sport als lichaamscultuur maken we dat ‘zelf’ complexer, rijker, voller. Zeg maar: beter.

Sport is in die zin geen bijzaak. Ze gaat over hoe we in de wereld staan en hoe we betekenis geven aan ons leven. Sport zet op scherp wat we in het dagelijkse leven constant doen: een lijfelijke dialoog voeren met alles om ons heen. There is our mind.


Geplaatst

in

door

Tags:

Reacties

Geef een reactie